De euforie na de geslaagde socialisatie bleek wat voorbarig.

De Kelihan, het hoofd van de banjar of dorpsgemeenschap, vroeg dag na de bijeenkomst of Dewa, onze chauffeur en intussen ook bemiddelaar in Balinese aangelegenheden, bij hem kon komen om een bericht voor mij op te halen. Ik had op dat moment al moeten beseffen dat er wederom stront aan de knikker was.

Dat bericht was geen schriftelijke nota maar een mondeling overgebrachte eisenbundel.

Viewof the rice field from the open air shower at Villa Sabandari, a romantic luxury hotel in Ubud, Bali.
Waarom die dingen niet tijdens de socialisatiemeeting op tafel waren gekomen is me een raadsel. Zoals wel meer dingen in dit land.
Vooraleer de banjar zijn formeel akkoord verleent met onze exploitatie moet er eerst een MoU (Memorandum of Understanding) worden opgemaakt waarin onze verplichtingen zullen worden neergeschreven. We worden met andere woorden op een diplomatisch verantwoorde manier gechanteerd. Zonder de vijftien handtekeningen van de banjar kunnen we niet verder naar de volgende fase.
Voor zover ik het begrijp gaat het om de volgende dingen:
  1. We moeten de overlast accepteren die onvermijdelijk het gevolg zal zijn van onze ligging vlak bij de tempel. We horen verder onze gasten duidelijk te maken dat de tempel een heilige plek is. Er zijn nl. gevallen bekend van hotels op Bali die hebben geëist dat de luidsprekers met de gezangen werden uitgeschakeld tijdens de tempelrituelen. Ook werden de gamelanrecitals stilgelegd. Verder presteren bepaalde toeristen het om, ongegeneerd en met minimale kledij dwars door plechtigheden heen te lopen, net of dat de normaalste zaak van de wereld is. Op zich lijken me dat legitieme bekommernissen en heb ik daar geen moeite mee. Ik denk trouwens dat de meeste toeristen die Bali hebben gekozen als vakantiebestemming, een tempelceremonie naast de deur helemaal niet erg zullen vinden. We stellen trouwens ceremoniële kleding ter beschikking, zodat de gasten, onder begeleiding van onze medewerkers, de tempel kunnen bezoeken om getuige zijn van de rituelen.
  2. Omdat we aan het rijstveld grenzen moeten we rekening houden met de eisen van de subak, de instantie die de irrigatie regelt.
  3. We moeten een eenmalige bijdrage betalen aan de banjar omdat we het hotel op hun grondgebied hebben gevestigd.
  4. We moeten elke 6 maanden 100 kg rijst of de tegenwaarde ervan in geld schenken aan de banjar.
  5. Minimaal 25% en maximaal 40% van ons personeelsbestand moet bestaan uit mensen van de banjar. Hier heb ik het wel moeilijk mee omdat het de bedoeling is met een minimale bezetting de hele operatie te runnen. Dat moeten dan wel allemaal goed gekwalificeerde mensen zijn. Het zal een dosis diplomatie vragen om hier een mouw aan te passen. Maar dat zal wel lukken. België is niet voor niets het land van de compromissen, dus voor een stukje ben ik door geboorte een ervaringsdeskundige.
Gisteren zou de Kelihan met een delegatie bij ons langskomen om dit alles door te spreken. Dat plan werd echter doorkruist door de Kepala desa van Peliatan, de burgemeester dus. Die staat in de hiërarchie een trapje hoger dan de Kelihan en heeft duidelijk gemaakt dat hij, om de zaken te vereenvoudigen, een MoU zou opmaken waarin de eisen van het dorp, de banjar, de tempel en de subak zouden worden gebundeld.
Het worden weer spannende dagen.