Een verhaaltje vanuit Villa Sabandari:  Bali villa Ubud

Willy was in october 2008 een maand in Ubud en had toen gemerkt dat je op Bali geen parang (hakmes) kan kopen waarmee je makkelijk kokosnoten kunt openen. Ze kocht er daarom eentje op Ambon, haar vader paste die eigenhandig aan en ze bracht het kleinood mee naar Bali.
‘En alleen gebruiken voor kokosnoten!‘, had Saar nog zo gezegd.
Op de dag dat twee werknemers van de tuinaannemer de bomen kwamen snoeien, had Willy onze tuinman Komang gezien met haar parang zo bleek later.
’s Avonds was die parang zoek.
Drama in het Sabandari hotel. Het leek verdorie wel of de kroonjuwelen gestolen waren! De twee externe tuinmannen waren ongetwijfeld de schuldigen. Of toch zeker één van hen. Er was immers niemand anders in de tuin geweest.
Oom moest praten tegen de boss van de tuinmannen, en tegen de architect! Haar geliefde parang was weg! Gestolen! Ontvoerd!
Ik zag haar denken ‘My baby…!’
Dat laatste is misschien een ietsje overdreven.
In ieder geval werd de druk op schrijver dezes flink opgevoerd.
Tijdens de werfvergadering op dinsdag was de parang agendapunt nummer één. Joost, de architect, zou er werk van maken.
De volgende ochtend nog geen nieuws.Parangofwel hakmes in hotel in Ubud, Bali waar veel Vlamingen logeren
Dan arriveerden de tuinmannen…
Willy had de twee schuldigen onmiddellijk in de smiezen en haar ogen werden nog donkerder dan gewoonlijk. Ze keek in mijn richting en verwachtte actie. Dat kon ik zo zien.
Na een paar keer diep ademhalen en een korte pauze om de testosteron- en adrenalineniveaus te laten stijgen ging ik er resoluut op af.
Ze waren met z’n zevenen of achten, allemaal potige jonge kerels.
Na een speech in lagere school Indonesisch, doorspekt met Engelse woorden, was de probleemstelling duidelijk: ‘Die parang moest en zou gevonden worden of er was tai* aan de keneker**!’
Na een korte pauze lieten ze me weten dat het de bouwvakkers geweest  waren. Ze wisten van niks.
Des te bozer ik werd, des te vloeiender werd mijn Bahasa Indonesia en des te verder trokken Willy en Saar zich terug in de keuken.
Misschien speelde mijn gelaatsuitdrukking ook wel een beetje mee.
In ieder geval was de boodschap ‘loud and clear’:
‘Parang tegen het muurtje achter de keuken voor 17u of ik zocht een andere tuinaannemer.’
Er volgde een vergadering op luide toon en toen stormden alle tuinmannen tegelijk naar beneden, naar de grens  tussen tuin en sawah.
Na nog geen minuut voltrok het mirakel zich: de parang werd gevonden, tussen de struiken, het lemmet in de grond! Halleluja!
De zwarte piet ging naar Komang, onze eigen tuinman.
Die had het mes daar zeker verloren!
Maar ik mocht niet boos op hem zijn.
Was een verstrooide Komang de oorzaak van de hysterie?
Werd in de algemene commotie de parang ‘gevonden’ tussen de struiken?
Gaat het om een miraculeuze materialisatie?
Het kan me niet schelen.
Ik heb wel een aantal dingen geleerd:
  • er kan een emotionele band ontstaan tussen een mens en een parang;
  • boos worden helpt (soms);
  • boos zijn verhoogt tevens je vaardigheid in een vreemde taal of wekt althans die indruk;
  • mijn hart kan minder goed tegen stress dan vroeger;
  • de vrouwen in mijn huis hebben een grote mond, behalve als het erop aankomt.
Eind goed, al goed tôh?
__________________________
* tai: str*nt

** keneker: knikker

dirk weemaes – ubud bali