Op 9 februari wordt Villa Sabandari officieel ingehuldigd met een Upacara.
Een min of meer verplichte hindoeceremonie. Wie op Bali een nieuw huis betrekt hoort een Upacara te doen, anders daag je de goden uit en stort je jezelf in het ongeluk. Wat geldt voor huizen, geldt natuurlijk ook voor hotels en Bali boutique villas.
Naar een Upacara ga je niet zomaar netjes gekleed, neen de richtlijnen voor de outfits zijn zeer strikt. Vergelijk het met de kledingseisen voor een ‘romantic wedding’. Voor de vrouwen bestaat de ceremoniële kledij uit drie stuks : een wikkelrok (sarong), een lang katoenen hemd (kebaya) en een sjaal die rond het middel wordt geknoopt (selendang).
Mijn garderobe bevat geen enkel van deze items dus trek ik met Saar, die ook in het nieuw gestoken moet worden, naar een kleermaakster. Uit de kleding die deze vrouw zelf draagt is af te leiden dat ze niet op het punt staat om naar een Upacara te vertrekken.
Na het kiezen van de sarongstof begint pas het lastige gedeelte. Welke stijl willen we voor de kebaya? Een ronde hals, een boothals of een v-hals? Korte, driekwart of lange mouwen? De kleermaakster haalt uit de stapels ingepakte kebaya’s ontelbare voorbeelden tevoorschijn. En daarnaast wijst ze behulpzaam op de aangeklede paspoppen met variërende halsuitsnitten, halflange en iets kortere mouwen, puntige of afgeronde panden… Ondertussen druk taterend in het Bahasa Indonesia. Mij begint het al te duizelen.
Ik opper een onschuldig voorstel waar ik een paar minuten later dik spijt van krijg: ‘Laat ons gewoon wat verschillende modelletjes passen.’ Op een paspop ziet elk kledingstuk er namelijk schitterend uit. Maar uit ervaring weet ik dat die indruk verandert wanneer ik het zelf aantrek.
Mijn eerste witte kebaya (een XL !) krijg ik niet over mijn bovenarmen. Vol vertrouwen denk ik dat het komt omdat ik bezweet ben. Saar past krap in dezelfde XL.
Helemaal onderaan uit een stapel van wel twintig ingepakte kebaya’s haalt de kleermaakster voor mij een XXL boven. Het plastiek zakje waarin het zwaarwichtige model zit ritselt onheilspellend. Ik glijd zonder probleem in de eerste mouw. Ook rond mijn schouders en rug voelt het katoenen hemd comfortabel. Maar de knoopjes vooraan, ter hoogte van mij westerse C-cup, krijg ik niet dicht. Daar ontbreekt een strook stof van ruw geschat om en nabij tien centimeter.
De kleermaakster had deze afgang waarschijnlijk zien aankomen en daarom geprobeerd om mij dit gezichtsverlies te besparen door de voorbeelden en de paspoppen te showen. Niets aan te doen, het onheil was geschied. Ze haalt zwijgend haar lintmeter boven; voor mij zal ze een XXXXL op maat moeten snijden. Ik zie ze extra aandacht besteden aan het noteren van mijn borstomtrek. Ze zet onder het getal een bescheiden streepje. Een uitroepteken bestaat waarschijnlijk niet in het Bahasa Indonesia.
Het kiezen van de slendang, de sjaal die je rond je middel knoopt, laat ik wijselijk aan Saar over. In uiterste nood kan ik zelf met de hand nog altijd twee exemplaren in de lengte aan elkaar naaien.
Het bovenstaande is, zoals blijkt uit de inhoud, van de hand van Tina. Ik hoefde niet mee op deze kledinguitstap en was daar erg blij om. Na het lezen van de post en ook (en vooral) na het bekijken van de foto’s, begin ik toch te twijfelen aan het feit of mijn sarong wel goed genoeg is voor de Upacara. Misschien toch maar eens mijn maten laten nemen door de kleermaakster? Zoals Tina al schreef moet je de Balinese goden niet uitdagen. En ik doe natuurlijk alles voor de goede zaak, dat spreekt voor zich.