Niet alle hotelletjes in Bali organiseren een uitje voor het personeel. Wij wel 😉
Onze tuinman Nyoman, die overigens door iedereen Komang wordt genoemd, is 13 dagen geleden voor de tweede keer vader geworden. Hij had al een zoontje van anderhalf. Daar kwam een broertje bij.
Nyoman's baby in zijn huis in Payangan, ten noorden van Ubud in centraal Bali. Nyoman is tuinman in Villa Sabandari in Ubud.

Gisteren, op de 12de dag na de geboorte, werd er een upacara (ceremonie) gehouden. Het leek ons een goed moment voor het kraambezoek.

We maakten er dan maar gelijk onze eerste Villa Sabandari bedrijfsuitstap van. Met ons voltallig hotel personeel, minus de gelukkige vader want die had z’n vrije dag, met z’n vijven dus ;-), ging het richting Payangan, het dorp van Nyoman, ten noorden van Ubud in Centraal Bali.
Na ‘The Mall’, moesten we linksaf had hij gezegd, eerste straat rechts en dan het vierde huis op de linkerkant. ‘The Mall’ bleek trouwens gewoon de pasar (traditionele markt) te zijn.
De trotse vader stond ons al in traditionele kledij op te wachten met baby in de armen.
Grootmoeder wilde trots poseren met haar nakomeling en probeerde een conversatie op gang te brengen. Wanneer je geen tanden meer hebt en naast Balinees alleen maar een paar woorden Bahasa Indonesia spreekt, is dat vanzelfsprekend niet evident. Het enige wat ik begreep was ‘cantik (mooi)’ toen ze Saar’s benen aanraakte. Tegen mij deed ze later, bij het afscheid nemen, ook een hele uitleg. Mijn benen liet ze met rust. ‘Cantik’ heb ik jammer genoeg niet gehoord maar ze lachte wel vriendelijk en ik ben nogal gauw tevreden.
Sommige hotelletjes in Bali organiseren bedrijfsuitje.

Er was koffie, thee en koek terwijl in een hoek van het binnenpleintje de ceremonie verder ging. Een oude man, in het wit gekleed zat bij een tafel die volstond met allerhande offergaven. Het bleek een onderpriester te zijn. Zoiets als een onderpastoor in de katholieke kerk zeker? Er vonden een aantal, voor ons onbegrijpelijke rituelen plaats. Ook Dewa, onze chauffeur begreep er niets van. Deze rituelen zijn namelijk van dorp tot dorp verschillend.

Op een bepaald moment stonden moeder met kind, vader en oma in een kring. Twee hadden een kleine kip in de hand die eerst werd gewassen. De derde droeg het vruchtbeginsel van een bananenboom, gewikkeld in een reep stof. Ze gaven elkaar dan een aantal keer die dingen door terwijl er gebeden werden uitgesproken.
Balinezen geloven in reïncarnatie. De nieuwgeborene wordt daarom gezien als een wedergeboren voorvader en tot 42 dagen na de geboorte als een kleine god vereerd. De vader wast na de bevalling de placenta tot alle bloed verdwenen is en stopt ze dan in een kokosnoot, samen met kruiden en wat kleine werktuigen. Dat alles wordt voor de inkompoort begraven en afgedekt met een gevlochten mand. Een kaars of lamp erin als bescherming tegen dieren en kwade geesten. Zo weet meteen ook de hele de buurt dat er een baby geboren is in dat bepaalde huis.
De moeder en de baby mogen tot 35 dagen na de bevalling de tempel niet betreden. Na 105 dagen, 3 maanden volgens de Balinese kalender, is er ‘Mekakulan’ een ceremonie tijdens dewelke een priester het haar van de baby afknipt om zo mooie haren tijdens de rest van het leven te garanderen. Ik vrees dat ze bij mij dat stapje hebben overgeslagen. De eerste 105 dagen mag de baby ook nooit de grond raken; tijdens de ceremonie worden de beentjes gezegend opdat het kind snel zou leren lopen. Het kind krijgt dan ook officieel een naam. Elke 210 dagen daarna wordt de verjaardag (otonan) gevierd.
Willy ingsprek met de zus van Nyoman in hun compound in Payangan, ten noorden van Ubud in Centraal Bali.
Tijdens één van de pauzes glipte Willy weg. Ze ging op verkenningstocht zei ze. Balinese families leven namelijk niet gewoon in een huisje met tuintje. Verschillende generaties blijven bij elkaar wonen. De zonen blijven met hun gezin thuis wonen; de dochters verhuizen na hun huwelijk naar de compound van hun man. Het stuk land van Nyoman’s familie is 3500 vierkante meter groot en volgebouwd met huisjes, schuurtjes, open paviljoenen en tempeltjes. Hier en daar een boom of een tuintje. Willy vond ik terug, in druk gesprek met een oudere zus van Nyoman. Die bracht haar later ‘daun pandan’, bladeren die je gebruikt om bijvoorbeeld pannenkoekjes een karakteristieke groene kleur en een typische smaak te geven. Later volgden een aantal bewortelde scheuten van die plant en stukken suikerriet.
Voor we terug waren in Ubud had ze ongetwijfeld al uitgekiend waar ze die schatten ging planten.