Opstaan om zes uur, uitchecken uit Puri Santrian, taxi om zeven uur en rond kwart voor acht waren we in de luchthaven van Bali.
We vlogen eerst met Garuda, de nationale luchtvaartmaatschappij van Indonesia, naar Ujung Pandang, dat nu officieel Makassar heet. Niemand schijnt echter die naam te gebruiken.
Een Boeing 737, netjes, een klein ontbijtje en een rustige vlucht. Omdat we van airline veranderden voor de aansluitende vlucht naar Ambon moesten we de bagage opnieuw inchecken in Ujung Pandang.
De maatschappij heette ‘Lion Air’. “Vast een zusterfirma van ‘Ryan Air’ met een Chinese eigenaar” grapte ik tegen Saar.
Had ik beter niet gedaan.
De passagiers voor andere vluchten werden keurig geïnformeerd dat “… passengers for flight GA752 with destination Manado are requested to board at Gate number 15” of iets dergelijks.
Bij Gate 14, onze Gate, begon een man in uniform rond boarding-time gewoon keihard te roepen “AMBON!!!, AMBON!!” en iedereen stoof naar de deur.
Het opschrift op de de stoelen scheen mijn eerder vermoeden in verband met de eigenaar van de luchtvaartmaatschappij te bevestigen.
Onwillekeurig kwam ook een opgestoken middelvinger in gedachten.
Toen Saar dan ook nog voor haar drankje moest betalen, wisten we zeker dat we op een low-budget carrier zaten.
Ze weigerde halsstarrig naar het toilet te gaan omdat er “wel een WC-madame zou zitten!”, zei ze.
De stoelen en de veiligheidsgordels hadden ook betere tijden gekend.
In de Indonesische versie van “Life vest under your seat” was een lijntje toegevoegd dat een boete vaststelde van 10 miljoen Rupiah voor het ontvreemden van de zwemvest.
Wie steelt er in godsnaam een zwemvest?
In plaats van een k*tszakje vond ik dan ook nog een foldertje met schietgebeden voor een veilige landing in Islam-, Protestantse-, Katholieke-, Hindoe-, en Boedhistische versie.
Ondanks al deze slechte voortekenen landden we zonder problemen op ‘Pattimura’, de luchthaven van Ambon.
Onze koffer was zelfs mee en we werden aangesproken door een man die vroeg of we Saartje en Dirk waren.
Het bleek de chauffeur die geregeld was door het ‘Maluku Divers Resort’. Dit keer geen hotel in het rijstveld zoals in Ubud of een boutique accommodation zoals in Sanur, maar een eerder eenvoudig hotelletje met zicht op zee.
Hij bood aan met onze paspoorten naar de politie te gaan maar kwam na een paar minuten terug met de melding dat de politie naar huis was.
Geen controle dus. Wij zijn illegalen in de Propinsi Malukun Selatan.
In geen tijd zaten we in zijn airconditioned auto en reden richting Latuhalat, een ritje van 65 kilometer rond de baai van Ambon, dat een uur zou duren.
Ambon scheen ons erg veranderd sinds ons vorige bezoek in 1996. Veel meer bromfietsen en becaks en nog hectischer verkeer.
Nog veel uitgebrande en verlaten huizen of kerken en moskeeën die werden ‘gerenoveerd’ zoals onze chauffeur het noemde.
Het leek er eerder op dat ze van de grond af terug waren opgebouwd.
Allemaal herinneringen aan de bloedige onlusten van een aantal jaar geleden.
De taxi heeft ons $25 gekost, wat wij duur vonden.
Een bemo, wat een klein busje is dat de lokale bevolking gebruikt, zou ons van Latuhalat naar Ambon ongeveer $0.75 kosten.
Je hebt dan wel geen airco en zit opeengepakt tussen medepassagiers, bagage en dieren met keiharde muziek op de achtergrond.
Maar who cares. We zijn tenslotte met vakantie.
Morgen wordt het dus bemo tot Ambon en daarna een busje naar Allang.
‘Sapannend’ zou Opa Sabandar gezegd hebben.