Zwembad van Villa Sabandari, 1 van de Bali boutique hotels in Ubud
Bijna een halve eeuw geleden was er in mijn geboortedorp geen zwembad en was schoolzwemmen nog niet uitgevonden. Het dichtstbijzijnde zwembad was in  Antwerpen, 11 km op de fiets, enkele reis. Na afloop terug naar huis fietsen was een hele opgave; je benen voelden als lood. Het “Stedelijke Zwemdok” heette het, en het rook er sterk naar chloor en de muffe geur van natte kleren. In het ondiepe gedeelte leerde je jezelf zwemmen. Iedereen ontwikkelde op die manier een eigen stijl; de ene al efficiënter dan de ander. Omdat ik als baby, door een operatie, lang met één been in het gips heb gezeten, ontwikkelde ik sterke armspieren door me noodgedwongen op te trekken aan de spijlen van de box. Mijn zwemstijl bestond dan ook uit een schoolslagbeweging met de armen en een wat onduidelijk gezwabber met de benen. Ik dacht dus in alle ernst dat ik het wel goed deed, tot op het moment dat de kinderen zwemles hadden en me met enkele krachtige beenslagen ter plaatse lieten. Jaren heb ik zo aangemodderd. Zwemmen was niet leuk en het deed pijn in m’n rug en nek.

Gijs Kerkhoven, de vader van Inge, Saar’s hartsvriendin uit de middelbare school, was tot zijn pensionering directeur van het zwembad van Hoogeveen. Hij zwemt, dacht ik, nog vrijwel dagelijks en heeft me eens, tijdens een etentje, proberen te overtuigen van het heilzame van zwemmen, ook voor mensen met rugproblemen. Dat is me bijgebleven en ik ben blijven oefenen om de schoolslag onder de knie te krijgen.

Nu, in Ubud begin ik de indruk te krijgen dat het gaat lukken. Er komt coördinatie in de bewegingen en de pijn in nek en rug is weg. Ik probeer per dag 500 meter te zwemmen: 3 keer 10 baantjes van 15 meter en dan nog 4 om de 500 meter vol te maken. Na elke 10 baantjes ga ik even uitrusten door op m’n rug te drijven. Alleen ogen en neus (en waarschijnlijk ook buik, maar dat kan ik zelf niet zien) boven water. Het zwembad is zo gemaakt dat het lijkt of je op het einde de sawah zal inzwemmen.  Je ziet dat wel bij meer hotels op Bali. De zwaluwen komen achter mij aangevlogen, scheren rakelings over mijn hoofd en raken even met hun buik het water voor ze verder vliegen, net zoals de platte keien die we vroeger over het water lieten stuiteren. Zodra ik op de rug in het water lig is de rust compleet. Alleen het gebons van mijn hart in m’n trommelvliezen, de warmte van het water en de schijnbare gewichtsloosheid. Een foetuservaring. Wanneer ik mijn ogen opendoe lijkt het of ik in het centrum van de wereld drijf. Ik zie de kroon van vijf palmbomen en spelende zwaluwen die vlak boven mijn neus voorbij flitsen. Als Made dan net de offertjes heeft neergezet, komt daar nog de geur van wierook bij. Hoe ‘zen’ wil je het hebben?

Neen hoor, zwemmen wordt mijn sport! Dank je wel Gijs.