view from a rice field accommodation near Ubud BaliMijn kantoor zit tussen twee slaapkamers in en heeft een prachtig uitzicht over het zwembad en de rijstvelden bij Ubud. Ik geniet er elke dag van zolang het nog mijn kantoor is. Zodra alle verbouwingen klaar zijn, wordt deze ruimte namelijk de bibliotheek en muziekkamer. Ik verhuis dan naar een kleinere ruimte, uit het zicht van de gasten. Je wil die mensen tenslotte  niet het idee geven dat ze de hele dag door begluurd worden. Lijkt me niet zo goed voor de zaken.
Het kantoor heeft, voor en achter, grote schuifdeuren en daarnaast verticaal geplaatste ramen die bovenaan scharnieren zodat je ze, met behulp van haakjes, onderaan twintig centimeter naar buiten kan duwen en vastzetten in die kiepstand. Deuren en ramen zet ik ’s morgens tussen zeven en half acht open zodat het binnen lekker koel wordt.
Het massief houten bureau staat majestueus in het midden van de ruimte, een moderne, simililederen directiefauteuil, een erfenis van de vorige eigenaar, erachter. Je voelt je wel het heertje als je daar zit.
De inrichting doen we later. Voorlopig moet ik het  dan ook stellen zonder bureaulamp, kapstok of prullenmand. Een zwart plastic zakje, met tot op de helft teruggerolde randen staat naast mij op de grond, en doet dienst als geïmproviseerd vuilnisbakje. Er komen wel betere tijden.
De ‘s-fobie’ van mijn vrouw is intussen een publiek geheim. Vandaag was het dan zover. Met de handen voor de mond kwam ze mijn kantoortje binnen, een beetje bleekjes, met grote ogen en trillende stem zei ze ‘Ik heb een slang gezien! … op de trapjes naar het eetkamerpaviljoen, bijna boven…’.  Ze dacht dat het een takje was maar plots schoot het weg in de planten. Gewapend met een  plastic parasolletje ging ik erop af. Een ander wapen kon ik zo gauw niet vinden. De machoman, de jager, de beschermer. Onverschrokken, adrenaline door de aderen, parasol omgekeerd in de hand. Het handvatje klaar voor de dodelijke klap. Made, de huishoudster, houten bezem in de hand, kwam mee zoeken. We zagen het diertje al snel tussen het groen wegschieten; een klein beestje van nog geen potlood dik en misschien 25 centimeter lang.
Net na dit incident kwamen Esther en Willy thuis van hun bezoek aan  Ambon, dus de aandacht was afgeleid en de rust keerde weer.
Ik probeerde Saar ervan te overtuigen dat het allemaal niks voorstelde en dat die diertjes banger waren van haar dan zij van hen. We hebben tenslotte gekozen voor een ‘ rice field accommodation ‘ en dat betekent leven met en in de natuur. Eerder die dag had ik gesproken met iemand van de firma Rentokil om te bekijken wat we konden doen tegen allerhande ongedierte. De man had me aangeraden aan de kant van het rijstveld een muurtje te (laten 😉 metsen van een halve meter hoog en er bovenop touw te bevestigen, gemaakt van de harige vezels van de palmboom. Dat gebruiken de Balinezen als traditioneel middel om slangen te weren. De grove structuur van de vezels schuurt tegen hun huid en daar houden ze niet van.
’s Avonds probeer ik zo lang mogelijk in mijn kantoortje te werken met ramen en deuren open. Om de muggen buiten te houden brand ik een wierookstokje, doordrenkt met neemolie (spreek uit ‘niemolie’) en citronella. Het vult de kamer met een zwoele oosterse geur. Daardoor komen de flashbacks .  Terug naar de jaren zestig en de meisjes met hun lange jurken uit India met ingeweven spiegeltjes en patchouliparfum. Jongens die dunne en soms ook minder dunne sigaretjes rolden in bruine cafés met Jimi Hendrix of Canned Heat op de achtergond.
Maar ik dwaal af.
Ik bestudeerde de verlenging van ons lease contract toen ik het hoorde.
Een ruisend, schuivend geluid, ergens links voor me op de grond, aan het oog onttrokken door het bureau. Ik ging instinctief rechtop zitten, voeten van de grond. Het was even stil en dan was het schuifelende, slepende geluid er weer. Ik dacht aan wat ik Saar eerder die dag geruststellend had gezegd. Door het briesje dat via de open deuren naar binnen kwam, voelde ik de haartjes op mijn armen rechtop staan. Het geluid leek zich te verplaatsen naar de hoek van de kamer, het verst bij me vandaan. ‘Dit is niet meer leuk’, dacht ik. ‘… en dit is beslist geen uit de kluiten gewassen regenworm zoals vanmorgen!
Afgaand op het geluid is dit een kanjer van een paar meter lang.’ Ik stond op het punt op te staan uit mijn stoel en ‘kalmpjes’ via de achterdeur veiliger oorden op te zoeken, toen het geschuifel in volle snelheid mijn kant op kwam , achter de linkerkant van mijn bureau. De ogen gefixeerd op de grond, naast de hoek van het bureau wachtte ik af, voeten nog wat verder opgetrokken, hart bonzend in de keel. Dan kwam het om de hoek, de zwart glimmende, driehoekige punt … van het plastic zakje dat dienst doet als tijdelijke prullenmand. Bij het schoonmaken van de kamer moet het naast het bureau terecht zijn gekomen, aan het zicht onttrokken. De wind deed het over de grond schuiven, soms een paar centimeter soms wat in het rond tollend, dan weer vooruitgejaagd door de bries.
Ik ga toch maar een tijdelijke prullenmand aanschaffen. Een stevige, die op zijn plaats blijft.